Veelgestelde vragen
Hieronder vindt u een overzicht van de meestgestelde vragen en bijhorende antwoorden. Kunt u geen antwoord vinden op uw vraag? Neem dan contact met ons op.
Kenmerken van onze parken
Zuidenwind is een coöperatie, onze volledige naam is: “Coöperatieve Vereniging Zuidenwind U.A.”. We zijn eigenaar van windturbine De Coöperwiek in Neer, Burgerwindpark Heibloem en de helft van Windpark Ospeldijk.
Coöperatie Zuidenwind is speciaal in het leven geroepen om burgers te laten participeren in de ontwikkeling en exploitatie van windparken.
De Burgerwindparken Heibloem en Ospeldijk en de Coöperwiek zijn op die wijze ontwikkeld. Burgers konden meepraten en mee-investeren in de projecten. De gemeenten Leudal en Nederweert stelden burgerparticipatie als voorwaarde voor medewerking aan vergunningverlening.
In de door de betrokken gemeenten vastgestelde Windvisie, is participatie als voorwaarde gesteld voor de realisatie van windparken in Leudal en Nederweert. Op basis van dit uitgangspunt worden alle (mogelijke) stakeholders actief betrokken. Belangrijk is de grote rol die er voor de burgers in deze projecten is weggelegd. De burgers treden als het ware op als projectontwikkelaar via de burgerwindcoöperatie. Overheden, coöperaties en projectontwikkelaars zitten op één lijn als het gaat om het maximaal betrekken van burgers bij de windprojecten.
Zuidenwind heeft bijna 1000 leden. De meerderheid van de leden woont in de gemeente Leudal en de gemeente Nederweert .
Burgers hebben de wettelijke mogelijkheden voor inspraak en zienswijzen en beroep tijdens diverse fasen van de ontwikkeling van windprojecten. Ze kunnen ook direct meepraten door lid te worden van Zuidenwind en zo een stem uitoefenen in de ontwikkeling. De uiteindelijke zeggenschap over de vergunning van een windproject ligt bij de Provincie of het Rijk, maar deze bevoegdheid kan worden overgedragen aan de gemeente. Dat is bij de windparken in Midden-Limburg ook gebeurd.
Onderzoek wordt gedaan naar landschap, geluid, slagschaduw, bodemvervuiling, ecologie (mogelijke schade aan zeldzame soorten), veiligheid, archeologie en waterbeheer.
De Waterleiding Maatschappij Limburg was in het projectgebied Ospeldijk bezig met het plannen van windenergie rond haar pompstation. Zij wil haar bedrijfsvoering baseren op groene energie. Voor de vestiging van windmolens zijn grondposities nodig. Onze aanpak is erop gericht grondspeculatie te voorkomen door een sociale verdeling met de directe omgeving. WML was graag bereid deze sociale aanpak te volgen en met ons samen te werken. Verder gaf de windvisie van de gemeenten de juiste ‘druk’ om samen te werken. Het plan Ospeldijk is qua windopbrengst en turbines 50/50 verdeeld, maar de groene stroom gaat in zijn geheel naar WML.
Hier is nog niet in voorzien. Op dit moment zijn de kosten voor opslag nog erg hoog. Als Zuidenwind blijven we deze ontwikkeling nauwlettend volgen en doen we ook onderzoek naar batterij-opslag omdat dan nog meer van onze eigen stroom in de omgeving gebruikt kan worden.
Door ingenieursbureau Inpijn Blokpoel is er een uitgebreid onderzoek gedaan naar de kwaliteit en draagkracht van de ondergrond, onder meer door het uitvoeren van sonderingen. Uit de berekeningen bleek, dat in Heibloem de directe ondergrond zo stevig is door de aanwezigheid van een laag keileem, dat er zelfs niet geheid hoefde te worden. De turbine staat op een heel grote schijf gewapend beton. In Ospeldijk zijn er heipalen geboord tot op de eerste zandlaag onder het veen.
De Peelrandbreuk loopt op een afstand van 150 meter langs windpark Heibloem, maar de breuk ligt zo diep dat er géén grote schokken aan de oppervlakte verwacht worden.
De stroomopbrengst van een windmolen is afhankelijk van de windsnelheid (in de derde macht) en de hoeveelheid wind die gevangen kan worden door de wieklengte (in de tweede macht).
Hoe hoger je komt, hoe hoger de gemiddelde windsnelheid wordt. Op 140 meter hoogte waait het gemiddeld 35% harder dan op 80 meter hoogte en levert bij gelijke wieken dan 2,5 maal meer windenergie. Hogere molens kunnen grotere wieken hebben; 50% langere wieken leveren 125% meer windenergie. Dus hogere molens leveren meer stroom en daarmee leveren ze ook een grotere bijdrage aan de duurzaamheidsdoelstelling en het omgevingsfonds.
De concrete opbrengsten per maand staan in een grafiek op onze website.
Hoe hoger je komt, hoe hoger de gemiddelde windsnelheid wordt. Op 140 meter hoogte waait het gemiddeld 35% harder dan op 80 meter hoogte en levert bij gelijke wieken dan 2,5 maal meer windenergie. Hogere molens kunnen grotere wieken hebben; 50% langere wieken leveren 125% meer windenergie. Dus hogere molens leveren meer stroom en daarmee leveren ze ook een grotere bijdrage aan de duurzaamheidsdoelstelling en het omgevingsfonds.
Alle molens in Midden-Limburg samen (dus de vier molens van Ospeldijk, de drie in Weert, de vijf molens van Egchelse Heide, de twee van Heibloem, de drie van de Kookepan en de vijf in windpark Neer) produceren samen per jaar gemiddeld ongeveer 206 miljoen kWh. Dat is voldoende voor 68.000 huishoudens en een groot deel van de elektriciteitsvraag, maar een klein deel van het totale energiegebruik (naast elektra ook verwarming, mobiliteit enz.).
Niet meer dan in het verleden. De capaciteit van het openbare net is nu soms een beperkende factor en het draagvlak bij de politiek gaat in de tijd op en neer.
Onlangs heeft de provincie Limburg een ontwerp provinciale omgevingsvisie gepubliceerd waarin locaties voor windturbines worden aangegeven.
De gemiddelde windverwachting is in Limburg lager dan aan de kust. Bij het vaststellen van de hoogte van de SDE-subsidie wordt hier rekening mee gehouden. Midden-Limburg valt in een windgebied van gemiddeld 6,5 tot 7 m/sec op 100 meter hoogte. Dat is ruim voldoende om rendabel stroom te produceren.
Meer informatie hierover is te vinden op de Nationale EnergieAtlas.
Bij alle windparken bestaan er omgevingsfondsen. Deze omgevingsfondsen hebben als bestemming de verduurzaming of verbetering van de leefbaarheid in de lokale omgeving.
De lokale omgeving wordt hierbij in hoofdzaak en bij voorkeur gedefinieerd als een gebied tot maximaal 7 km rondom de windmolens.
Daarnaast beschikt Zuidenwind over een stimuleringsfonds voor het stimuleren van het gebruik van duurzame energie en het treffen van energiebesparende maatregelen.
Voor het vergroten van de naamsbekendheid, de publieke zichtbaarheid en het versterken van draagvlak is er een sponsorfonds.
Over windenergie: waarom en weetjes
Windenergie is schoon en onuitputtelijk. Bovendien is het de goedkoopste vorm van duurzame energie. En we kunnen het zelf produceren. Zo zijn we minder afhankelijk van gas, kernenergie en kolen uit andere landen. Veel energie in Nederland komt nu nog uit fossiele brandstoffen en daardoor komt er steeds meer CO2 in de atmosfeer. Daardoor stijgt de temperatuur van de aarde (broeikaseffect). Uiteindelijk gaat dit ingrijpende gevolgen hebben voor mens en dier. Hierom is het belangrijk dat we energie besparen én overstappen op duurzame energiebronnen zoals zon en wind.
Duurzame energie kost nog steeds iets meer dan stroom opwekken met kolen of gas. De kosten van duurzame energie dalen echter gestaag en de gesubsidieerde garantieprijzen worden geleidelijk lager. De subsidies weerspiegelen met name dat kolen en gascentrales bijna niet betalen voor hun vervuilende uitstoot (CO2, NOx, fijnstof etc.). De belangrijkste Nederlandse subsidie voor duurzame energie was in de afgelopen jaren de SDE+ regeling (Stimulering Duurzame Energieproductie). Inmiddels is die regeling geëvolueerd tot de SDE++ regeling (Stimulering Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie). Met deze subsidies wordt voor bijvoorbeeld windenergie zoveel mogelijk een gelijk (kosten-)speelveld gecreëerd t.o.v. elektriciteitsproductie met kolen en gas. In de waaier van mogelijkheden om CO2-uitstoot te verminderen, scoort wind op land op het gebied van subsidie-intensiteit goed. Wij verwachten dat subsidies niet zullen verdwijnen, maar dat wel verschuivingen plaats gaan vinden.
Technologieën zoals windenergie worden steeds goedkoper, maar de inpassing van steeds meer wind en zon in ons energiesysteem vraagt ook om steeds meer afstemming, energieopslag en balancering. Die ontwikkelingen zijn relatief nieuw en zullen aanvankelijk financiële ondersteuning nodig hebben.
Onze energievoorziening moet duurzaam en zoveel mogelijk onafhankelijk zijn. Dat kan met zon- en windenergie. De Rijksoverheid heeft hierover in de EU afspraken gemaakt.
In het klimaatakkoord en het regeerakkoord zijn afspraken gemaakt over doelstellingen betreffende het opwekken van duurzame elektriciteit op land en zee met zon of wind.
In de Regionale Energie Strategieën (RES) zijn hiervoor verder uitgewerkte plannen gemaakt met betrekking tot nieuwe wind- en zonneparken.
Technologieën zoals windenergie worden steeds goedkoper, maar de inpassing van steeds meer wind en zon in ons energiesysteem vraagt ook om steeds meer afstemming, energieopslag en balancering. Die ontwikkelingen zijn relatief nieuw en zullen aanvankelijk financiële ondersteuning nodig hebben.
Feit is dat Nederland nog veel moet doen om haar energieproductie te verduurzamen. Windenergie zowel op land als op zee is de goedkoopste vorm van duurzame energie en moet een belangrijke rol spelen in het bereiken van de CO2 besparingsdoelstellingen in 2030. Zuidenwind volgt de ontwikkeling van nieuwe technologieën omdat hier ook investeringsmogelijkheden voor de regio bij kunnen zitten. De overheid zet vooral in op praktisch haalbare doelen met wind op zee en wind op land. Voor andere vormen, zoals biovergisting, geothermie blijft het lastig om tot een sluitend ondernemingsplan te komen.
In het klimaatakkoord en het regeerakkoord zijn afspraken gemaakt over doelstellingen betreffende het opwekken van duurzame elektriciteit op land en zee met zon of wind.
In de Regionale Energie Strategieën (RES) zijn hiervoor verder uitgewerkte plannen gemaakt met betrekking tot nieuwe wind- en zonneparken.
Technologieën zoals windenergie worden steeds goedkoper, maar de inpassing van steeds meer wind en zon in ons energiesysteem vraagt ook om steeds meer afstemming, energieopslag en balancering. Die ontwikkelingen zijn relatief nieuw en zullen aanvankelijk financiële ondersteuning nodig hebben.
Dat is niet te meten. Windmolens zijn aan de horizon een duidelijke landmark. Dat is een duidelijk verschil met zonnepanelen. Hoewel sommigen zonneparken in hun directe omgeving ook niet mooi vinden. Voor de opbrengst van één moderne windmolen zoals in Heibloem is ca. 20 hectare aan zonnepanelen nodig.
In het klimaatakkoord en het regeerakkoord zijn afspraken gemaakt over doelstellingen betreffende het opwekken van duurzame elektriciteit op land en zee met zon of wind.
In de Regionale Energie Strategieën (RES) zijn hiervoor verder uitgewerkte plannen gemaakt met betrekking tot nieuwe wind- en zonneparken.
Technologieën zoals windenergie worden steeds goedkoper, maar de inpassing van steeds meer wind en zon in ons energiesysteem vraagt ook om steeds meer afstemming, energieopslag en balancering. Die ontwikkelingen zijn relatief nieuw en zullen aanvankelijk financiële ondersteuning nodig hebben.
Windmolens op land maken ongeveer vier keer zo veel stroom per opgesteld vermogen (MW) dan zonnepanelen. Dat komt omdat er in ons land gemiddeld vaker/langer een ideale wind is - ook ‘s nachts en in de winter - dan ideale zonneschijn. Om voldoende schone energie op te wekken, hebben we echter beide nodig. Zonne-energie is sterk in opkomst, maar op dit moment nog duurder dan windenergie. Zuidenwind is er géén voorstander van om zonneparken op landbouwgrond te plaatsen.
Zowel windmolens als zonnepanelen hebben als nadeel dat ze niet altijd productief kunnen zijn. Windturbines produceren ‘s nachts wel - zonnepanelen niet. Gemiddeld hebben zon en wind wel een mooi aanvullend patroon (zomer/winter, dag/nacht). Als de wind waait, dan schijnt de zon vaak niet. De verwachting is dat er in de nabije toekomst veel meer stroom nodig zal zijn dan er nu beschikbaar is. Dit maakt dat er voor zowel windenergie als voor zonne-energie forse doelstellingen zijn opgesteld. Afhankelijk van het behalen van deze doelstellingen en van een aantal technische ontwikkelingen zoals opslag zijn windmolens op land wellicht straks minder nodig.
Economisch wordt deze in 15 jaar afgeschreven, technisch gaat een windmolen zeker 20 jaar mee en vaak langer. Daarna worden ze afgebroken. Dit kan meestal kostenneutraal, omdat veel onderdelen hergebruikt kunnen worden.
Aan het eind van hun technische levensduur breken wij de turbines af:
- Het fundament van al onze turbines en de onderste 80 m hoogte van de toren van de Coöperwiek bestaat uit ijzerwapening en beton. Dit materiaal is goed te recyclen in bouwmateriaal en ijzer.
- De torens van de Nordex-turbines en het bovenste deel van de toren van de Coöperwiek zijn van staal en helemaal te hergebruiken. Het staal wordt in (siemens-martin) -ovens gesmolten tot nieuwe staalproducten.
- In de gondel van de Nordex-turbines bevindt zich naast elektronica een stalen aandrijfas, een generator- en een transformator. Beide bestaan uit staal, koper en aluminium. Al deze metalen zijn goed te hergebruiken. In de gondel van de Coöperwiek bevindt zich verder elektronica en veel koper. Immers in deze direct-drive turbine vormt de gondel zelf één grote elektromagneet.
- De wieken bestaan uit koolstof-en glasvezeldraden en polyester. Tot nu toe was het lastig de wieken te hergebruiken. Creatieve oplossingen zijn bedacht voor het directe hergebruik van de wieken, in speeltuinen en parken. Bij het grote aantal molens dat nu gebouwd wordt is dat géén echte optie meer. Daarom heeft het ministerie van EZ de ontwikkeling van recycling van wieken gesteund, en met succes.
Het blijkt goed mogelijk te zijn de wieken in haar basismaterialen uiteen te nemen en die materialen weer te gebruiken.
Conclusie: alle materialen van de windturbines kunnen na hun technische levensduur hergebruikt worden.
Ja, er zijn verschillende modellen in de handel. Het rendement van dit soort windmolens valt erg tegen. Natuurkundig gezien zijn het rotoroppervlak en de windsnelheid van groot belang voor de efficiëntie en de effectiviteit van het opwekken van elektriciteit met wind. Dit betekent dat één windmolen van 120 meter hoog ongeveer evenveel oplevert als 5.000 windmolens van 10 meter hoog. Zowel in grondgebruik, investering als ook bijvoorbeeld in geluid vinden wij kleine molens op dit moment geen goed alternatief.
In de turbine is een ring met sterke magneten nodig. Er zijn fabrikanten die hiervoor Permanente Magneten gebruiken met het materiaal Neodymium, dat tot op heden op zeer milieu-onverantwoorde wijze wordt gewonnen. Er wordt in de landen waar dit gewonnen wordt steeds meer aandacht besteed aan de wijze van winning, maar inmiddels wordt een groot deel van de moderne windturbines tegenwoordig niet meer met Permanent Magneten voorzien, maar met elektromagneten. Hierin wordt het magnetisch veld in een koperwikkeling met ijzerkern opgewekt door de windturbine, zonder gebruik van de grondstof Neodymium. Naast dat dit een veel milieuvriendelijker fabricageproces is, heeft dit als voordeel dat het magnetisch veld over tijd niet degradeert onder invloed van temperatuurschommelingen.
Een geschikte locatie voor windenergie is een locatie waar zich geen belemmeringen voordoen. Belemmeringen kunnen van diverse aard zijn als bijvoorbeeld woningen, ondergrondse leidingen, infrastructuur, enzovoorts. Ook wordt er gekeken naar de windverwachting op de locatie om de economische waarde van een locatie te bepalen. Vervolgens moet er een bestemmingsplanwijziging komen voor de productie van energie. Voor windenergie beslist de provincie of het Rijk daarover. In een procedure waarin burgers op verschillende momenten zienswijzen kunnen indienen wordt dan het bestemmingsplan aangepast en de bouwvergunning afgegeven.
Voor zonne-energie zijn er minder technische belemmeringen, maar veel gemeenten gebruiken de zonneladder. Zij willen geen landbouwgrond opofferen voor zonne-energie waardoor vooral de daken overblijven. Ook onze leden steunen deze zienswijze, en pleiten voor zonne-energie vooral in relatie met een windpark.
Afhankelijk van het type tot ongeveer windkracht 9 à 10 (25 m/s).
Dat valt wel mee. Windmolens draaien gemiddeld circa 80% van de tijd. Ze staan stil tijdens een storing of onderhoud (3% van de tijd, dit is minder dan de helft van een kolencentrale of gascentrale en vergelijkbaar met bijvoorbeeld een auto).
Onderhoud wordt bij voorkeur gepleegd op windstille momenten. Verder kunnen ze stilstaan als het niet waait (minder dan 3 m/s) of langere tijd boven windkracht 9-10 waait, door ijsafzetting of voor korte momenten vanwege slagschaduw.
Onze molens kunnen de stroom altijd kwijt op het net. Zuidenwind heeft met de netbeheerder Enexis contractueel vastgelegd, dat de maximale capaciteit beschikbaar is. Daarom maken we ook plannen om onze molens te combineren met zonneparken, zodat we die beschikbare capaciteit optimaal benutten.
Om dit goed te bepalen moet je voor de diverse opwekkingsmethodes in de hele levenscyclus – dus van wieg tot graf – bekijken hoeveel CO2 er gemoeid is met het opwekken van één kWh elektriciteit. Er zijn veel van dit soort studies gedaan en de uitkomsten variëren, maar je ziet wel dat windenergie als beste uit de bus komt. Onder andere NREL (National Renewable Energy Laboratory) heeft hier onderzoek naar gedaan.
Energieopslag is op verschillende manieren mogelijk, maar hierin wordt ook nog volop ontwikkeld. De prijs van opslag is hoog, maar daalt snel. De verwachting is dat de prijs van accu's zodanig zal zakken dat ze uiteindelijk standaard zullen worden toegepast bij de opwek van zonne- en windenergie. Echter windturbines produceren veel stroom zodat in slechts korte tijd hele containers met batterijen vol zijn. Batterijen dienen dan ook meer voor netstabilisatie dan voor opslag. Omzetting van elektriciteit in waterstof als energiedrager, maakt opslag wel mogelijk. Deze manier levert echter energieverlies op (30%) bij de omzetting.
Als standaard wordt de kleur lichtgrijs gebruikt omdat deze kleur meestal het minste opvalt in het landschap. Een merk (Enercon) heeft een gepatenteerde groene onderkant. De gemeenten Leudal en Nederweert hebben ons in de vergunning verplicht de bekende grijze kleur te gebruiken. Kleuren kunnen dus wel, maar de turbines vallen dan wel op.
Nee, dat klopt niet. Windenergie vormt een beperkt deel van de totale elektriciteitsopwekking in Nederland. De inzet van diverse elektriciteitsbronnen (kolen- en gascentrales, zon, wind) wordt veel meer beïnvloed door het constant fluctuerend gebruik van stroom (de vraag naar stroom) dan door de onvoorspelbaarheid van wind (de stroomlevering).
Het verschil in windkracht is op een hoogte van 80 meter en meer, minder groot dan je denkt, enkele tienden in m/sec. In het binnenland kun je beter hoge windturbines bouwen, omdat het daar harder waait. De verschillen die er nu zijn worden gecompenseerd in het subsidietarief om te voorkomen dat er alleen maar windmolens aan zee mogelijk zijn.
Dat is omdat wij nu samen gewoon heel erg veel, meestal nog fossiele energie gebruiken. De windmolens in de gemeenten in Midden-Limburg wekken ongeveer 30% van het elektriciteitsgebruik in de regio op.
Niet werkelijk. Zeker zonne-energie, biomassa en in mindere mate waterkracht zijn alternatieven. Echter alle zeilen op het gebied van duurzame energie moeten worden bijgezet om de gestelde doelen te halen. Bovendien is het verstandig om niet afhankelijk te zijn van één bron, maar een mix van energiebronnen te hebben. De verschillende bronnen zijn niet even duur. Op dit moment kent windenergie het laagste ruimtebeslag en de laagste kostprijs. Zie hiervoor de site van RVO.
In de toekomst zou dit mogelijkerwijs kunnen, maar op dit moment is dat verre van een bewezen techniek en nog onbetrouwbaar. Nederland heeft daar dus op dit moment nog niet voor gekozen. Meer informatie over thoriumreactors.
De opwekking van windenergie heeft, behoudens een beperkte CO2-belasting tijdens bouw en sloop, geen CO2-uitstoot doordat er geen fossiele brandstoffen gebruikt worden. De CO2-uitstoot door bouw en sloop wordt in drie tot zes maanden draaien gecompenseerd. De door wind opgewekte energie is altijd CO2-vrij en zal nooit tot meer fossiele opwek leiden.
Effecten op de omgeving
De schaduw van de molen en de wieken draait met de zon mee. De schaduw van de wieken geeft zogenaamde slagschaduw en reikt bij zonsopgang en -ondergang en in de winter het verst. Daarom heeft de overheid een norm gesteld van maximaal 20 minuten slagschaduw per dag voor niet meer dan 17 dagen per jaar. In totaal dus minder dan 6 uur per jaar.
Zuidenwind hanteert bovendien de regel dat er, zodra er slagschaduw op een woning optreedt, de molens automatisch stilgezet kan worden danwel door de bewoners kan worden stilgezet. Daarbij is van belang dat bij geen wind of geen zon er geen sprake is van slagschaduw.
Alleen woningen zijn wettelijk beschermd tegen slagschaduw. Slagschaduw kan bij bedrijven natuurlijk wel optreden. In Nederland vinden we het acceptabel dat bedrijven hier enige overlast van hebben.
Enerzijds dragen windmolens bij aan een algeheel betere luchtkwaliteit en dus gezondheid. Anderzijds zijn er lokaal effecten zoals geluid. Er zijn geen directe gezondheidseffecten van windmolens bekend. Indirect kunnen mensen als gevolg van stress of slapeloosheid wel gezondheidsklachten hebben die ze dan ook in verband brengen met een windproject.
Geluid van een windmolen wordt veroorzaakt door de draaiende rotorbladen (aerodynamisch geluid) en bewegende delen (mechanisch geluid) zoals de generator en tandwielkast. Bij moderne turbines is dit laatste type geluid ondergeschikt. De hoeveelheid geluid die een windmolen produceert is (bij dezelfde windsnelheden) gelijk in de dag-, avond- en nachtperiode. Er zijn dus niet echte piekgeluiden te onderscheiden. Het geluid wordt waargenomen als een breedbandig geluid met een zoevend karakter. Overdag is dit normaal gesproken niet hoorbaar, maar ’s nachts kan dit afhankelijk van het overige omgevingsgeluid wel waargenomen worden. In Nederland bedraagt de norm op de gevel maximaal 47 decibel Lden (gemiddelde van de dag, avond over een jaar) en 41 decibel Lnight (gemiddelde geluidniveau over alle nachten in een jaar). Deze normen zijn tot stand gekomen op basis van een afweging tussen het te verwachten percentage hinder en de noodzaak om meer duurzame energie op te wekken. De Nederlandse norm is niet duidelijk afwijkend van normen elders in Europa. De gemeente ziet toe op de geluidsnormen. Zuidenwind berekent jaarlijks de hoeveelheid geproduceerd geluid.
Ja, wind draagt geluid verder. De voorkeurswind bepaalt waar op grotere afstand mogelijk hinder optreedt. Geluidsoverlast is een erg relatief verschijnsel. Het geluidsniveau van bijvoorbeeld windmolens moet gerelateerd worden aan overige geluidsbronnen, bijvoorbeeld een snelweg, om inzicht te krijgen in de mate van geluidsoverdracht. Ook is het zo dat er bijzondere omstandigheden zich kunnen voordoen. Zo kan het bijvoorbeeld windstil zijn, maar op 100 meter hoogte hard waaien. Dit leidt tot een hogere geluidsbelasting. Met deze verschijnselen wordt in de geluidsberekening rekening gehouden.
Windmolens maken vergeleken met bijvoorbeeld treingeluid weinig laagfrequent geluid. Lage frequenties dragen wel verder. In Nederland is er geen aparte norm voor laagfrequent geluid, maar meestal wordt de Deense norm in het onderzoek meegenomen.
Buiten geluid en slagschaduw zijn er geen verdere onderzoeken naar gezondheidseffecten voor mensen gedaan.
Er is geen concreet bewijs voor waardedaling van woningen en er is nog zelden planschade uitgekeerd aan omwonenden. Over dalende woningwaarde is inmiddels ook veel gepubliceerd in elkaar tegensprekende onderzoeken. Probleem hierbij is dat andere effecten, zoals de aanwezigheid van spoorlijnen of drukke wegen hierbij moeilijk te scheiden zijn. Conclusie is dat het erg situatie-afhankelijk is.
Nee, niet in de zin dat deze meetbaar is op 20 meter rond de generator. Deze is vergelijkbaar met een flinke motor of pomp. Zuidenwind koos juist de turbines van de fabrikant Nordex omdat deze stiller zijn, maar ook omdat deze worden toegepast in de directe nabijheid van de LOFAR- de radiotelescoop in Buinen. De turbines zijn vooraf getest en storen de ontvangst niet
Er is een vuistregel om een afstand van 200 meter aan te houden voor woningen die ‘tot de inrichting (=windmolen) behoren’. Voor andere woningen wordt een vuistregel van minimaal 400 meter aangehouden omdat de ervaring leert dat het geluidsniveau dan binnen de normen blijft. Overigens wordt er meestal naar locaties gezocht waar zo weinig mogelijk mensen in de buurt wonen.
Veiligheid speelt een belangrijke rol bij de ontwikkeling, de bouw en het beheer van een windpark. Elke windmolen moet in Nederland gecertificeerd zijn. Deze certificering is een waarborg dat de constructie van de windmolen uitgebreid gecontroleerd is op tal van risico’s.
Daarnaast voert de onderhoudsgroep van Zuidenwind jaarlijks nog een extra inspectie uit.
Ook moet bij de locatiekeuze voor een windpark gezorgd worden dat er voldoende afstand wordt gehouden tot snelwegen, spoorwegen, hoogspanningsleidingen en tot ondergrondse (gas)transportleidingen e.d. Dit bijvoorbeeld i.v.m. het – zéér geringe – risico dat een wiek afbreekt. Bij de exploitatie van het windpark wordt ook goed rekening gehouden met kans op ijsvorming op de rotorbladen (wieken). Wanneer er ijs geconstateerd wordt, worden de rotorbladen evenwijdig aan de weg gedraaid en stopt de molen. Voordat de molens weer gaan draaien wordt gecontroleerd of ze ijsvrij zijn.
Meedoen. Investeren.
De windmolens van Zuidenwind zijn volledig gefinancierd met geld van de leden. Hier is nu geen geld meer voor nodig, maar we verwachten wel weer nieuwe projecten. Door lid te worden zit je op de eerste rang om daaraan deel te nemen.
- de jaarlijkse uitkering aan de participanten
- het op peil houden van het weerstandsvermogen
- het doen van investeringen in productie en opslag van energie
- het stimuleren van duurzaam energiegebruik, -opslag en -besparingen
- het bevorderen van leefbaarheid
- Het ondersteunen van duurzaamheidsinitiatieven buiten de regio
Een actieve betrokkenheid van burgers zorgt voor een beter profijt voor de regio, controle op de naleving van wettelijke voorschriften, goede informatie in een vroeg stadium over duurzaamheid, de mogelijkheid om de stroom beschikbaar te stellen, te investeren tegen een aantrekkelijk rendement en actief aan gebiedsontwikkeling te doen.
De rente wordt altijd elk jaar opnieuw door de Algemene ledenvergadering vastgesteld. In het Informatie Memorandum lees je over alle overwegingen en risico's.
Voor uitgebreide informatie: zie het Informatie Memorandum.
Ja, maar als je nog geen 18 bent moet er een wettelijk vertegenwoordiger toestemming geven, en heb je geen stemrecht.
De coöperatie zal overgebleven opbrengsten toevoegen aan de reserves en fondsen of bestemmen voor nieuwe projecten in de regio die duurzaamheid en leefbaarheid bevorderen. De leden van de coöperatie besluiten gezamenlijk in de Algemene ledenvergadering over de bestemming van de opbrengsten op voorspraak van het bestuur.
Het lidmaatschap geeft je een stem in de coöperatie. De leden van de coöperatie kunnen hun stem uitbrengen op de Algemene ledenvergadering. Je betaalt eenmalige bijdrage van € 10,- (kapitaalstorting). De jaarlijkse contributie bedraagt € 10. Leden kunnen tevens participaties kopen.
Verder worden de leden periodiek geïnformeerd over ontwikkelingen op het gebied van duurzaamheid en leefbaarheid. in de regio.
Elk lid heeft één stem in de coöperatie. Zowel het bestuur als de leden kunnen voorstellen doen aan de Algemene ledenvergadering van de coöperatie. Het bestuur legt verantwoording af aan de Algemene ledenvergadering. Zie voor meer informatie over besluitvorming de statuten van de coöperatie.
Elk windpark van Zuidenwind kent een omgevingsfonds. De hoogte van dit fonds wordt jaarlijks vastgesteld door de Algemene Ledenvergadering. De bestedingen uit dit fonds worden aangewend voor verduurzaming of verbetering van de leefbaarheid in de lokale omgeving.
Besluiten hierover worden genomen door commissies die bestaan uit leden afkomstig uit de lokale omgeving.
participaties gaan over op de erfgenamen en kunnen ook worden overgenomen door iemand anders. Het bestuur zal hierbij helpen als dit zich voordoet.
Ook bestaat de mogelijkheid de participaties weer te verkopen aan Zuidenwind.
De stroom van Zuidenwind wordt verkocht op de stroombeurs (APX). Je kunt niet rechtstreeks onze stroom kopen.
Je vindt het participatiereglement, met alle bepalingen zoals die zijn opgesteld door de leden van de coöperatie tijdens de Algemene ledenvergadering, bij de belangrijke documenten op onze website.
Zeker, er zijn verscheidene werkgroepen waarin je actief kunt worden en samen met andere vrijwilligers je kwaliteiten kunt inzetten. Kijk eens bij commissies of er een groep bij is waarin je je thuis zou voelen.
Voor de voorbereidingskosten en de bouw van een windmolen is ca. € 6 mln tot € 7 mln nodig. Dit bedrag wordt bijeengebracht met eigen vermogen (investeringsreserve plus ledenparticipaties) en vreemd vermogen (bancaire lening).
Zuidenwind is 100% eigenaar van haar windparken. Deze windparken zijn ondergebracht in separate bv's. Tussen de coöperatie en de bv's is een bestuurdersstatuut vastgesteld. Daarin is geregeld dat de bestuurders van de bv’s zich houden aan de doelen van de coöperatie. Het bestuur van de bv's wordt gevormd door het bestuur van Zuidenwind.
Fiscaal vormen de BV's met de coöperatie een eenheid.
Lorem